Nu de telegraaf is verdwenen en het Internet is ingeburgerd, wil de wetgever
artikel 13 van de Grondwet - het brief-, telefoon- en telegraafgeheim
- vervangen door een brief- en telecommunicatiegeheim. Momenteel beschermt artikel 13 Grondwet alleen de inhoud van communicatie, en niet verkeersgegevens, dat wil zeggen gegevens zoals wie met wie wanneer belt of
mailt. Maar hoe baken je verkeersgegevens af van inhoud van communicatie?
Sommige verkeersgegevens zijn tegelijk inhoud, zoals de onderwerpsregel van
een emailbericht, en vaak geven verkeersgegevens, zoals Internetadressen,
informatienummers en locatiegegevens, zicht op de inhoud van communicatie.
En naast het conceptuele onderscheid is er ook een technische uitdaging: kun
je in de dynamische Internetcontext, waarin doorlopend nieuwe protocollen
verschijnen, verkeersgegevens wel steeds technisch scheiden van de inhoud
van communicatie?
Dit boek, dat geschreven is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van de herziening van artikel
13 Grondwet, geeft antwoord op de vraag in hoeverre het mogelijk is om
verkeersgegevens en inhoud van communicatie nu en in de nabije toekomst
voldoende scherp af te bakenen, zowel in technische als in juridische zin. Het
biedt een integrale reflectie op het onderscheid tussen verkeersgegevens
en communicatie-inhoud in een sterk aan veranderingen onderhevig
communicatielandschap. De visie die hierin wordt gepresenteerd op de betekenis
en de (on)houdbaarheid van het onderscheid tussen verkeersgegevens en
inhoud is niet alleen van belang voor de herziening van artikel 13 Grondwet,
maar ook voor de verdere ontwikkeling van het straf(proces)recht en het
bestuursrecht rond elektronische communicatie in de toekomst.