'De Perzische jongen' beschrijft de fascinerende gebeurtenissen in de latere levensjaren van Alexander de Grote, tot aan zijn dood op 32-jarige leeftijd als legendarisch vorst en veldheer. De verteller is Bagoas, een jonge Pers, vermaard om zijn schoonheid, die na de dood van de Perzische vorst Darius wordt opgenomen in het gevolg van Alexander en zijn vertrouweling wordt. Ondanks alle wisselvalligheden van zijn veroveringstochten, zijn twee huwelijken en zijn trouw aan zijn jeugdvriend Hephaistion, vat Alexander een duurzame genegenheid op voor zijn jonge lijfdienaar. Bagoas beschrijft niet alleen de veldtochten en veroveringen, de wreedheden en ontberingen van Alexander en zijn manschappen, maar ook de complexiteit van Alexanders persoonlijkheid, zijn onvoorspelbaarheid, zijn gevoeligdheid, zijn behoefte om uit te blinken en zijn allesoverheersende eerzucht.