In dit boek onderzoekt medisch-historicus Leo van Bergen de medische hulpverlening in de voormalige Nederlandse kolonie, vanaf het begin van de Atjeh-oorlogen tot en met de zogenaamde politionele acties. Hij doet dit met name aan de hand van het in 1870 opgerichte, in naam neutrale, Nederlandsch-Indische Rode Kruis (NIRK). De vragen die Leo van Bergen stelde zijn: werd het Rode Kruis ingeschakeld bij het bereiken van de militaire en koloniale doeleinden van Nederland; zo ja (en het antwoord is 'ja'): hoe gebeurde dat, gebeurde het moedwillig of contre coeur, wat was de verhouding vredeswerk - werk in oorlogstijd, en hoe werd dit gebruik in overeenstemming gebracht met de Rode-Kruisfilosofie? Het werk is opgedeeld in drie delen: Oorlog (1870-1910), Vrede (1910-1942) en wederom Oorlog (1942-1950). Na Van Bergens eerdere boeken over het Nederlandsche Rode Kruis en het vraagstuk van oorlog en vrede (De zwaargewonden eerst? proefschrift, 1994) en zijn medische geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog (Zacht en eervol, 1999) is dit wederom een lezenswaardige, historische studie over de belangwekkende vraag naar de relatie tussen oorlog en geneeskunde.