De Daf was een Nederlandse auto. Karakteristiek, een technisch hoogstandje, betaalbaar. Maar ook: een suf burgermansautootje, een ‘truttenschudder’. De Daf – met zijn ‘pientere pookje’ – vervoerde in een tijd van provo, Dolle Mina en ander revolutionair elan de burgerman en zeker niet de culturele voorhoede. Waar de 2CV nog altijd het symbool is van de progressieve intellectueel die naar Frankrijk tufte om daar rode wijn te drinken, was de Daf, die in dezelfde tijd zijn opmars maakte, lange tijd zo goed als vergeten. Onlangs beleefde het autootje echter een herwaardering, toen het werd genomineerd tot ‘Pronkstuk van Nederland’.
Aan de hand van de Daf is ook een bijzonder verhaal over het naoorlogse Nederland te vertellen, over Nederlandse ondernemingszin, over de gewone man die zich opeens een eigen auto kon veroorloven. Over hoe de mijnwerker verdween uit Limburg en fabrieksarbeiders uit Marokko werden gehaald. Maar ook hoe een onderwijzer uit Maastricht zijn zoon met een nieuwe auto de grote wereld in stuurde.
Thomas Vaessens is hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef een reeks veelbesproken boeken over literatuur, waaronder Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur, Ongerijmd succes en Circus Dubio & Schroom