De kinderkolonie 'Tot een werkzaam leven opgeleid': De wezenopvang in Veenhuizen (1824-1859)
In De kinderkolonie beschrijft Schackmann de lotgevallen van de weeskinderen die vanaf 1824 werden opgezonden naar de kinderkolonie in Veenhuizen. Hier moeten ’s lands meest kansarme kinderen door de Maatschappij van Weldadigheid worden opgevoed tot nijvere landarbeiders. Een plan dat anders uitpakt dan bedoeld.
Met dit boek complementeert Schackmann zijn inhoudelijke serie over de Nederlandse koloniën vande Maatschappij van Weldadigheid, die samen met de Belgische koloniën in 2018 de status van Unesco Werelderfgoed hopen te verkrijgen. In 2006 verscheen De proefkolonie, het veelgeprezen boek over Frederiksoord dat negen keer werd herdrukt. In 2013 verscheen De bedelaarskolonie, overbedelaarsgesticht Ommerschans.
In 1824 arriveren de eerste ‘weezen, vondelingen en verlaten kinderen’ in het kinderetablissement Veenhuizen. Hier moeten ’s lands meest kansarme kinderen worden opgevoed tot nijvere landarbeiders. Er wonen er uiteindelijk in totaal zo’n 8600; steeds met z’n tachtigen op zalen van elk 4,7 bij 30 meter.
Het ‘landbouwend weeshuis’ is een initiatief van Johannes van den Bosch en de Maatschappij van Weldadigheid. Met veldwerk en fabrieksarbeid zullen de kinderen hun onderhoud en onderwijs bekostigen. Een waterdicht plan – althans, in theorie. De werkelijkheid pakt anders uit: gemeenten zijn er niet happig op hun wezen naar Veenhuizen te sturen; armoede, ziekte en sterfte grijpen om zich heen en de kosten rijzen de pan uit. In 1859 wordt het kindergesticht overgenomen door het rijk en uiteindelijk omgevormd tot de beruchte strafinrichting.
Enkele aardigheidjes uit De kinderkolonie
- Veenhuizen mag dan beroemd en berucht zijn als detentiecentrum voor bedelaars en landlopers, maar het is nooit de bedoeling geweest dat die daar zouden komen. De kolonie Veenhuizen is in 1824 gebouwd om vierduizend 'weezen, vondelingen en verlatene kinderen' te huisvesten met daarbij echtparen om op hen te passen. Het moest één groot kinderdorp worden. Door de tegenwerking van stedelijke weeshuizen kwam slechts de helft van dat aantal kinderen. De overige ruimte in Veenhuizen werd noodgedwongen opgevuld met bedelaars.
- Lang niet altijd werd genoteerd welk van die kinderen vondelingen waren, maar vaak is het aan de namen te zien. Susanna Onbekend zal zeker op straat gevonden zijn, net als Louise Naamloos, en bij Hendrik Egelantier en Schake Amstel is de vindplaats in de naam verwerkt. Zo ook bij een Veenhuizense wees die was gevonden op de hoek van de Oostvest en de Dijkstraat in Haarlem en daarom de achternaam Vestdijk had gekregen. Hoe ze aan de voornaam Simon kwamen is niet bekend, maar zijn gelijknamige kleinzoon werd later schrijver.
- In principe kan een weeskind op twintigjarige leeftijd het gesticht verlaten en de wijde wereld intrekken. Maar er worden vanuit de buitenwereld wel eisen aan gesteld. Een van die eisen is dat een wees niet uit Veenhuizen weg mag voordat hij of zij als lidmaat van een kerkgenootschap is aangenomen.
– Door een kritisch pamflet ontstaat er landelijk beroering over 'het kastijden der weezen'. Na overtredingen kan er met lijfstraffen, meer precies 'rietjes slagen' gestraft worden. Als reactie komt de Maatschappij in 1829 met een tuchtreglement dat elke lichamelijke straf verbiedt. Heel bijzonder, in een tijd waarin opvoedkunde zonder corrigerende tikken ondenkbaar was.
- Zoals in alle koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid (verder Frederiksoord, Wilhelminaoord, Willemsoord en de Ommerschans) was ook in Veenhuizen het onderwijs heel goed. Al bij de start in 1824 was er leerplicht vanaf zes jaar. In de rest van het land was die leerplicht er pas vanag 1903.
- Rond 1840 denken de gestichtsartsen de oorzaak te weten van de vele rheumatische klachten bij weeskinderen. Het zou te maken hebben met ‘onvoldoende kleeding van onderen’. De landelijke leiding wil er eerst niet aan, maar na lang aandringen vanuit de geneeskundige hoek doet in 1846 voor het eerst de onderbroek zijn intrede in Veenhuizen.
– Dominee Ottho Heldring, die later aan de wieg van de Heldringstichtingen zal staan, meldt dat hij in het Veenhuizense kindergesticht honderden jongens heeft gezien die ‘door onanie tot pygméën gekrompen’ waren. De directie houdt een ‘heimelijke visitatie der jongenshemden’ om erachter te komen hoeveel jongens zich aan ‘het ziel- en ligchaamsondermijnend kwaad’ van masturbatie schuldig maken. Vijftig hemden ‘droegen het kenmerk’. Om zelfbevlekking tegen te gaan wordt voortaan gymnastiek gegeven.
- Driemaal wordt de kinderkolonie getroffen door de 'Aziatischen braakloop', later bekend als de cholera. De epidemiën van 1832 en 1854 vallen qua gevolgen nog mee, maar in 1849 zijn er 'zalen vol brakende en kermende kinderen' en overlijden tientallen weeskinderen.
- De kinderkolonie heeft bestaan van 1824 tot 1859. In die tijd werden door de regering iets meer dan 8.600 kinderen daar geplaatst. Een kwart daarvan, 2155 kinderen, overleefde Veenhuizen niet.
Wil Schackmann
Wil Schackmann (1951) publiceerde drie romans, was co-auteur bij de tv-serie Medisch Centrum West en won in 2000 de ANV-Visser Neerlandiaprijs voor het scenario van het toneelstuk Het leven sta je steeds weer van te kijken. In 2006 verscheen De proefkolonie, het veelgeprezen boek over Frederiksoord dat negen keer werd herdrukt. In 2013 verscheen De bedelaarskolonie over het bedelaarsgesticht Ommerschans.
Datum: donderdag 18 oktober 2016
Tijdstip: 19.30 uur
Locatie: Boekhandel Iwema
Toegang: € 7,50
Aanmelden: [email protected]