De Nederlandse identiteit bestaat volgens sommige mensen niet. Maar Nederland kent wel degelijk collectieve eigenaardigheden die lange tradities hebben en niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen. De afkeer van nationalisme en volkshelden, het botte en directe optreden, het gelijkwaardigheidsdenken, de Oranje- en carnavalsgekte, het zuinige en het polderen zijn maar enkele voorbeelden. Herman Pleij analyseert in zijn college de typische eigenaardigheden die de Nederlandse identiteit mede vormen en plaatst ze in een cultuurhistorisch perspectief. Hij schept een historische kader waarin de verbintenis tussen heden en verleden zichtbaar wordt. Inhoudsopgave CD1 H1. Identiteit H2. Botte Hollanders H3. Leiderschap en helden CD 2 H4. Sukkels en sporthelden H5. Saamhorigheidsgevoel H6. Nieuwe houvasten en rituelen CD 3 H7. Nederzettingsgeschiedenis H8. Koopmansmoraal H9. Decentraal als principe CD 4 H10. Poldermodel H11. Geweten van de wereld H12.Gemeenschappelijk referentiekader Over de spreker Herman Pleij (1943) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij promoveerde op Het Gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen (1979; tweede druk 1983). Sinds 1981 is hij als hoogleraar Historische Nederlandse Letterkunde verbonden aan de UvA. In 1993 werd hij door de Belgische regering onderscheiden met de Francqui-leerstoel voor buitenlanders en in 2000 ontving hij een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Brussel. Essays van zijn hand over Nederlandse mentaliteiten en de nationale beschavingsgeschiedenis zijn verzameld onder de titels Het Nederlandse onbehagen (1991), Hollands welbehagen (1998) en Tegen de barbarij. Literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd (1988; Middeleeuwse fantasieën over het volmaakte leven (1997; tevens vertaald in het Duits en Engels).