In 1960 werd de voormalig nazileider Adolf Eichmann in Argentinië, waar hij sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een anoniem bestaan had geleid, gekidnapt en naar Israël gesmokkeld. Daar stond hij in 1961 terecht voor 'misdaden tegen de menselijkheid'.
In opdracht van het tijdschrift The New Yorker woonde Hannah Arendt het Eichmannproces in Jeruzalem bij. Haar toonaangevende en omstreden reportage biedt inzicht zowel in het dagelijks verloop van het proces als in de grote onderwerpen die erachter schuilgingen: het wezen van de gerechtigheid, de houding van het joodse leiderschap onder het naziregime, en het meest omstreden onderwerp van alle: het wezen van het kwaad.
Terwijl de openbare aanklager Eichmann als het vleesgeworden kwaad afschilderde, beweert Arendt dat hij een doorsnee mens was, een kleine, maar ambitieuze bureaucraat die door een totalitaire staat werd verleid. Volgens zijn eigen verdediging was Eichmann immers slechts een ‘klein radertje’ dat alleen maar bevelen van hogerhandopvolgde.
Een verontrustende analyse van een van de grootste showprocessen van de twintigste eeuw.